Meesters & Gezellen 2021

‘Hollandse oogst’

Dirigent

Daniel Reuss

Zangcoach & realisatie

Geert Berghs

Meesters & Gezellen

Sopranen

Marijke van der Harst – meester
Meia Oei
Hanna Aïlane
Sara Corbeij
Margarita Dudčaka
Francisca Pizarro

Alten

Inga Schneider – meester
Sterre Decru
Mariana Caldeira Pinto
Sophia Faltas
Hannah Muis
Marcel Jorquera Vinyals

Tenoren

Martin Logar – meester
Dierick Aartsen
João Barros
Gerson Coelho
Sil van den Hout
Twan van der Wolde

Bassen / baritons

Harry van der Kamp – meester
Bram Trouwborst – meester
Bas Cornelissen
Matthijs Hoogendijk
Keiren Brandt-Sawdy
Mantas Jarasunas
João Silva

Programma en opnames 2021

Johannes Verhulst – De nevel dekt ons (1850)
Julius Röntgen – “Gleichwie die grünen Blätter auf einen schönen Baum” uit: Mottetten für gemischten Chor (1929)
Julius Röntgen – “Unsers Herzens Freude hat ein Ende” uit: Mottetten für gemischten Chor (1929)
Alphons Diepenbrock – Wandrers Nachtlied (1886)
Alexander Voormolen – 2 delen uit: From “The Recollection” (1968)
J.P. Sweelinck – Psalm 42 (1614)
Kees van Baaren – “Down Time’s quaint Stream” uit: Three poems by Emily Dickinson (1955)
Kees van Baaren – “To make a prairie” uit: Three poems by Emily Dickinson (1955)
Kees van Baaren – Alpejagerslied (1952)
Daan Manneke – Psalm 122 (1990)

Concerten 2021

Woensdag 1 september, De Bron, 20:15 uur

Donderdag 2 september, Stevenskerk Nijmegen, 20.30 uur

Vrijdag 3 september, Grote Kerk Coevorden, 20.15 uur

Zaterdag 4 september, Grote Kerk Dalfsen, 20.30 uur

zondag 5 september, Spiegelzaal Concertgebouw, 11:15

Woensdag 8 september, Orgelpark Amsterdam, 20.15 uur

Donderdag 9 september, Marekerk Leiden , 20.30 uur

Vrijdag 10 september, Majellakapel Bussum, 20.15 uur

Programmatoelichting

De leidraad voor Daniel Reuss en Geert Berghs bij het samenstellen van het concertprogramma was om een bloemlezing te presenteren van a-cappella-koormuziek van Nederlandse componisten. Een concertprogramma moet voor het publiek aantrekkelijk zijn maar ook leerzaam. Uit didactisch oogpunt, voor de Gezellen, zal  een grote bandbreedte aan stijlen, vocale technieken en soorten partituren aan bod moeten komen.

Aangezien in 2021 de vierhonderdste sterfdag van Jan Pieterszoon Sweelinck wordt herdacht, zullen werken van deze grote Nederlandse componist niet ontbreken. In deze composities zullen de Gezellen ook vertrouwd worden gemaakt met de middentoon-intonatie. Een kennismaking met de muziek die in Nederland in de periode kort na de bevrijding werd gecomponeerd, geschiedt aan de hand van de werken van Kees van Baaren en Alexander Voormolen. De motetten van Röntgen zijn speciaal gekozen vanwege de vereiste royalere stemvoering en het legato. Het meesterwerk van Ton de Leeuw blijft zijn actualiteit behouden, introduceert bij de jonge zangers wisselende groepssamenstellingen en voor velen van hen ongebruikelijke muzieknotaties en zal het publiek ten diepst ontroeren.

Naast in het Nederlands werd ook in het Frans, Duits, Engels en Latijn gezongen.

Programmatoelichting (door Leo Samama)

Nederlands is in alle opzichten een land van koren en koorzang. Niet alleen sinds de conversie in de late 16e eeuw, maar in feite als onderdeel van de Lage Landen, met Vlaanderen en Noord-Frankrijk al sinds de late 14e eeuw. En tot in onze tijd hebben de Nederlandse componisten onze reputatie als korenland hooggehouden. Met de werken van Sweelinck staan we aan het begin van de Republiek der Nederlanden en een periode waarin veel religieuze werken vooral voor huiselijk gebruik, in kleine kring, werden geschreven.                                                           

In In de kerk werd het zingen van eenvoudige zettingen van het psalter, zoals dat uit Geneve, toegestaan, maar de meerstemmige, vaak ook expressieve zettingen van Sweelinck niet. Toch staat de Amsterdamse componist en organist van de Oude Kerk aan de basis van een ontwikkeling die bijna in één rechte lijn naar Bach voert en in de 19e eeuw door tal van componisten weer is opgepakt. De psalmzettingen van Daan Manneke zijn een hedendaagse voortzetting van die traditie.                                                               

Terwijl in de 17e en 18e eeuw de Lutherse koorzang in de Nederlanden niet zo ver ontwikkeld was als in de Duitse landen en het Calvinisme op haar oude standpunt bleef, was ons land niet geheel gespeend van koormuziek, met name door de invloed vanuit Engeland. Toch waren het vooral de Katholieke componisten van de 19e eeuw die, toen eenmaal in het midden van die eeuw de Katholieke kerk vanuit de vele schuilkerken in de openbaarheid kon treden, een weelde aan nieuwe koorwerken hebben voortgebracht.                                                                                                                                                       

Johannes Verhulst en Alphons Diepenbrock liepen in deze ontwikkeling voorop, zowel met grootse werken voor solisten, koor en orkest als met meer intieme a capella koormuziek deels geënt op het vanuit Duitsland overgewaaide Caecilianisme en de hernieuwde aandacht voor de koormuziek van Palestrina en zijn generatie. Dat natuurlijk naast een weelde aan volksliedzettingen en -bewerkingen ter ondersteuning van onze vaderlandse trots (denk daarbij aan de herontdekking van Rembrandt en Vermeer). Het past dan ook in die traditie dat verscheidene componisten zich op de Gijsbrecht van Aemstel van Vondel hebben gestort, onder wie Bernhard Zweers, Alphons Diepenbrock en Julius Röntgen, elk met toneelmuziek voor de jaarlijkse uitvoeringen in Amsterdam. Diepenbrock heeft in Wandrers Nachtlied zijn liefde voor de oude Nederlanders, voor de Duitse romantiek en voor Goethe in drie versies uitgedragen, een jeugdige die hij al spoedig afkeurde, een versie met piano uit 1886 en een a capella-versie uit 1908.                              \

In 1929 voltooide Röntgen zes motetten. Hij had in de jaren twintig een ontzaglijk oeuvre aan koorwerken geproduceerd, waarin zowel zijn Duitse scholing in de kring rond Brahms als zijn liefde voor de oude Nederlandse scholen en zijn kennis van de moderne technieken van rond de Eerste wereldoorlog zijn samengebracht. Hoewel Alexander Voormolen in diezelfde tijd bekend stond als aanhanger van de Franse impressionisten, werd zijn toon in de jaren dertig steeds ‘Hollandser’ en na de Tweede wereldoorlog internationaler, met een voorkeur voor Engelstalige dichters, zoals Brit Percy Shelley en de Amerikaanse Emily Dickinson.

Naast het geestige Alpejagerslied van Kees van Baaren en de mooie moderne Psalm 122 van Daan Manneke, is het grote werk toch Car nos vignes sont en fleur uit 1981 van Ton de Leeuw. Met dit koorwerk heeft Ton de Leeuw zich als componist van koormuziek in een klap naast Rudolf Escher en Robert Heppener geschaard als een van ‘s lands meesters in dit genre. Bij de eerste uitvoering gingen meerdere Nederlandse werken in première; stuk voor stuk werden ze overschaduwd door Car nos vignes sont en fleur, een zoektocht naar de ware liefde (op een tekst uit het Hooglied), naar de juiste toon en de volmaakte zang.

Programmaboekje

Download een pdf van het programmaboekje hier.